Francien, bent u daar?
Ik weet nog dat ik achter de ambulance aan reed en ondertussen het hele verhaal verwerkte. Wat een geluk dat de overbuurvrouw zo’n lieve dame was. Iedere ochtend keek ze even naar het raam van mijn oma. Zijn de gordijnen open? Goed, dan is alles in orde. Deze ochtend waren ze gesloten en ging ze polshoogte nemen. De telefoon werd niet opgenomen en ook op de deurbel werd niet gereageerd. Aarzelend gebruikte ze de huissleutel die haar was toevertrouwd. ‘Francien, bent u daar?’
Nou, ik heb met jullie te doen
Aangekomen bij het ziekenhuis zette ik mijn auto een stukje achter de ambulance. De voorste broeder kwam lachend achter het stuur vandaan. ‘Wat een gezellig mens die oma van jou,’ zei hij terwijl hij met zijn vlakke hand een klap gaf op de dubbelde deuren om ze vervolgens open te gooien. Samen schoven ze de brancard uit de ambulance met daarop Francien die zich beklaagde over het feit dat er zoveel agressie was tegen ambulancepersoneel. ‘Heren, het moet mij van het hart: ik heb echt met jullie te doen.’ En toen, oprecht teleurgesteld: ‘O, zijn we er al?’ Waarop een van de heren lachend uitriep: ‘Hoor je dat Kees, ze wil nog een rondje!’