S: Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is… .
K: Groene bolletjes in de bomen!
S: O, ok.
K: Nu ben ik! Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is… loze.
S: Is het in de auto of buiten?
K: In de auto.
S: Uh, je jas?
K: Ja goed. Nu ben jij!
S: Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is blauw.
K: Binnen of buiten?
S: Buiten.
K: Morris zijn jas?
S: Nee.
K: Ja, wel hoor! Ik ben. Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is een moeilijke kleur… Zwalt!
S: De autostoel?
K: Ja, goed! Ik ben. Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is gloen.
--
K: Bina, het is gloe-oen! Het is een boom. Punt voor jou.
S: Ok. Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is roze. Snel opschieten want het is buiten.
K: Die huis!
S: Ja, goed.
K: Ik ben. Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is glijs en in de auto.
S: Michiel zijn trui!
K: Ja, goed. Ik mag!
S: Nu ben ik klaar.
K: Nog een keer?
S: Nee, ik ben klaar.
K: Aaaaah. Jammer.