Gebrul van boven. Zoon Morris (6) weigert te gaan slapen. Ik pauzeer mijn serie op Netflix waar ik precies 2.03 min naar heb kunnen kijken en ga het gehuil tegemoet. Morris ligt in bed en kijkt mij aan. Opgelucht dat ik in zijn kamer sta, zoekend naar hoever hij kan gaan. Het brullen stopt.
‘Mama’, zegt hij, ‘het gaat he-le-maal niet goed met mij!’
Een lang onsamenhangend verhaal volgt over een klasgenoot die hem iets heeft aangedaan, zijn fruithap die in het zand belandde, hoe moeilijk het wel niet is om de schrijfletter k goed binnen de lijntjes te krijgen en (na een diepe zucht) zijn Transformer die niet goed is.
‘Aha, denk ik.’
‘Ja, en nu word jij natuurlijk boos.’
Ik ga op zijn bed zitten en vraag wat er niet goed is aan zijn Transformer. (Ik probeer niet te denken aan alle online zoektochten naar die ene Transformer die in niet 1, niet in 2, maar in drie dingen kan veranderen en alleen te krijgen was bij een online winkel in Parijs, en nou ja – waar we nogal veel moeite voor hebben gedaan.)
‘Hij is veel te moeilijk! En nu vind jij mij natuurlijk ondenkbaar!’
‘Ondankbaar?’
‘Ja, dat!’
In zijn ogen zie ik verdriet en teleurstelling, maar geen ondankbaarheid. Ineens komt er een herinnering boven en ik zeg: ‘Weet je wat er gebeurde toen ik klein was?’ Morris haalt zijn schouders op. Hij heeft wel zin in een verhaaltje, maar niet zo’n lange, saaie…
‘Ken je de Troetelberen? Daar was een film over in de bioscoop en daar mocht ik naartoe. Het ging over een boel beren in alle kleuren van de regenboog. Uit hun buik kwamen toverstralen waarmee ze alles aan konden! Toen ik thuiskwam, wilde ik maar één ding: een Troetelbeer. Maar ik kreeg hem niet. Te duur. Totdat er eentje in de aanbieding was bij de Makro.’
‘Kreeg je hem, mama?’
Ik knik.
‘Gretig haalde ik hem uit de doos, maar schrok me kapot. De beer had een gigantisch hoofd, met bovenop een hele rare, slappe, plastic krul. Zijn kleine, lompe armen en benen leken helemaal niet op die van de beertjes uit de bioscoopfilm. Ik weet nog heel goed dat ik hem vreselijk vond. Ik had nog nooit zo’n lelijke beer gezien!’
Grote ogen en gegrinnik.
‘Was oma boos?’
‘Nou en of! Ze was heel boos, maar ook verdrietig omdat ik niet blij was.’
‘Mama? Jij bent niet boos.’
‘Nee, omdat ik nu snap dat de Transformer in je hoofd anders is dan die in de doos. Hij is moeilijker dan je dacht.’
‘Mama?’
‘Ja.’
‘Wil je morgen helpen om hem te veranderen?’
‘Gaan we doen, jongen. Welterusten.’
‘Welterusten.’