Enigzins verbaasd bekijk ik de vrouw die het terras nadert. Ook andere mensen kijken op. Draaien zelfs om. Het is een keurig geklede dame van zestig, met mooi gekapt haar. Ze zingt maar wat. En mensen die mij kennen, weten dat ik daar heel ongemakkelijk van word. Deze vrouw kan dat niets schelen. Ze oogt gelukkig: in haar sas. Ineens vind ik de mensen die haar met argusogen opnemen stom. En mezelf vind ik dus ook stom. Vooral de versie van een paar tellen eerder.
Zing zonnig
Zing gek, onzinnig
Zing de mantelpaksong
Uit de toon, gewoon
Vanuit je hart
Stiekem zit ik
Achterop